Lenneke de Voogd over de rol van BTG als bruggenbouwer, ook met kennisplatform
19 dec 2024Sinds kort maakt Lenneke de Voogd deel uit van het bestuur van BTG. Na haar voortrekkersrol binnen het Do IoT Fieldlab maakt ze tegenwoordig vanuit...
Barbara Kathmann is uitgeroepen tot het Meest Digibewuste Kamerlid van 2023. Dat maakte juryvoorzitter Tineke Netelenbos gisteren bekend tijdens het 25e ECP Jaarfestival in Den Haag. Volgens de jury “heeft Kathmann zich al vanaf de start van de vaste Kamercommissie voor Digitale Zaken laten zien als een betrokken en bevlogen lid, met veel kennis van zaken over tal van digitale thema’s.” Andere genomineerden waren Hawre Rahimi (VVD), Hind Dekker-Abdulaziz (D66) en Queeny Rajkowski (VVD).
Er zijn te weinig Kamerleden die zorgen voor een diepgaand debat over de verschillende aspecten van digitalisering. Om die reden organiseert ECP | Platform voor de InformatieSamenleving sinds 2021 de verkiezing voor ‘Meest Digibewuste Kamerlid’ in samenwerking met de Digitale Binnenhof Academy.
De jury koos Barbara Kathmann als Meest Digibewuste Kamerlid vanwege haar brede kennis. Daarnaast spreekt ze zich nadrukkelijk uit voor het belang van digitalisering voor de verduurzaming van de Nederlandse economie. Haar motie voor een integraal plan voor duurzame digitalisering zette twee onderzoeken in gang, enerzijds naar de impact van digitalisering op het klimaat en anderzijds de bijdrage van digitalisering aan de Nederlandse verduurzamingsopgave. Daarmee toont ze aan dat ze oog heeft voor beide kanten van die ontwikkeling.
Kathmann zegt over de onderscheiding: “Ik voel me enorm vereerd. Ik zie het als een aanmoedigingsprijs om me een jaar lang extra in te zetten. Er moet meer. Verduurzaming staat nog in de kinderschoenen. We moeten met zijn allen in actie komen, regels die niet kloppen eruit gooien en goede regels voor bijvoorbeeld meer circulariteit, digitale inclusie en een betere digitale overheid ontwikkelen.” Als prijs nam ze de gespot-prent in ontvangst: een portret met een knipoog ontworpen door Hugo Freutel. Queeny Rajkowski en Lisa van Ginneken wonnen voorgaande jaren de titel en namen ook de gespot-prent mee naar huis.
De genomineerde Kamerleden gingen ‘s middags tijdens het Politiek Café op het ECP Jaarfestival in op de verschillende oproepen met betrekking tot digitalisering voor het nieuwe kabinet. ECP deelde de visie van enkele IT branches. De stem van de kiezer werd vertegenwoordigd door Rudy van Belkom, de ontwikkelaar van de Technologie Kieswijzer. Van Belkom: “Tijdens de verkiezingscampagnes is er nauwelijks aandacht voor onderwerpen als nepnieuws, digitale inclusie en het gebruik van technologie in het onderwijs. Terwijl die thema’s voor iedereen belangrijk zijn.” In de Technologie Kieswijzer beantwoordt de gebruiker vragen over de rol van technologie in de samenleving.
De eerste resultaten uit de kieswijzer deelde Van Belkom tijdens het Politiek Café. Het blijkt dat partijen ten opzichte van 2021 kritischer zijn geworden over digitale thema’s. Zo willen de meeste partijen Artificiële Intelligentie (AI) strenger reguleren en zijn ze kritisch op de inzet van digitale tech in het onderwijs en tijdens demonstraties. “Een interessante verschuiving is dat partijen meer dan in 2021 los willen komen uit de greep van Big Tech. Zowel partijen als burgers vinden dat we moeten investeren in Europese alternatieven en een betere infrastructuur, zodat Europa minder afhankelijk wordt van Big Tech”, aldus Van Belkom. De verantwoordelijkheid voor deze ontwikkelingen zou volgens gebruikers van de Technologie Kieswijzer bij een minister van Digitale Zaken moeten liggen. Van Belkom: “Het belang van digitalisering rechtvaardigt een eigen ministerie, al kun je je afvragen of dit niet leidt tot verkokering.”
Volgens Rahimi gaat een minister van Digitale Zaken dit ook niet brengen en moet er ministerie-overstijgend iets gebeuren. Kathmann daarentegen denkt dat zo’n minister met mandaat voor digitale zaken wel het verschil zou kunnen maken en andere ministeries op de voortgang van digitalisering kan aanspreken. Alle aanwezige Kamerleden waren het erover eens dat brede publiek-private samenwerking het belangrijkste is.