De uitkomsten in ICT, kennis en economie onderzoek van het CBS laten zien dat Nederland de vierde meest geavanceerde digitale economie van Europa had in 2019. Het aantal ICT-bedrijven nam opnieuw toe. In 2019 presteerde de Nederlandse ICT-sector, in termen van bruto toegevoegde waarde (volume), beter dan de totale economie. Ook waren Nederlanders digitaal actiever dan ooit; bijna 9 op de 10 Nederlanders waren dagelijks online.
Relatief nieuwe ICT-toepassingen zoals big data-analyse en Artificial Intelligence vinden hun weg in het Nederlandse bedrijfsleven. De onderwijsdeelname in Nederland is verder toegenomen. Leerlingen volgden ook op steeds hogere niveaus onderwijs. Investeren in R&D en innovatie is belangrijk om te blijven groeien. Gezamenlijk gaven bedrijven, instellingen en het hoger onderwijs in 2019 weer meer uit aan onderzoek en ontwikkeling dan in 2018.
Deze publicatie bevat naast CBS-cijfers ook gegevens van andere organisaties zoals Eurostat en de OESO, en geeft zo een samenhangend overzicht van de Nederlandse kenniseconomie. Daarmee is ook deze editie van ICT, kennis en economie weer een waardevolle informatiebron voor onderzoekers, beleidsmakers en andere geïnteresseerden aldus CBS Directeur-Generaal Angelique Berg.
In deze elfde editie van ICT, kennis en economie beschrijft het CBS de meest actuele gegevens over de Nederlandse kenniseconomie in brede zin. Officiële statistieken over de thema’s ICT, R&D en innovatie vormen de leidraad voor de structuur van deze publicatie. De onderlinge raakvlakken van deze thema’s komen aan bod en ontwikkelingen in Nederland worden vergeleken met die in het buitenland. In de oneven jaren ligt het accent van deze publicatiereeks op kennisontwikkeling, in de even jaren op technologie en toepassing. ICT, kennis en economie 2021 omvat een inleidend hoofdstuk en zes statistisch inhoudelijke hoofdstukken.
Hoofdstuk 1 Inleiding
Samen met Finland, Zweden en Denemarken vormt Nederland al een aantal jarenlang de kopgroep van Europa waar het gaat om digitale ontwikkeling.
In de Nederlandse digitaliseringsagenda staat het opschalen van mogelijkheden van digitale toepassingen en het scheppen van de juiste randvoorwaarden in alle sectoren en domeinen centraal. Vanwege het verkiezingsjaar 2021 zal een nieuw kabinet verder vorm gaan geven aan de digitale transitie.
Het beleid van de Europese Commissie (EC) op het terrein van digitalisering richt zich op drie speerpunten. Het zet in op digitale technologie die werkt voor mensen. Het digitaal vaardiger maken van mensen en bescherming tegen cyberdreigingen zijn daarbij belangrijke aandachtspunten. Een ander spoor richt zich op een eerlijke en competitieve digitale economie. Tevens wil de EC dat burgers meer controle krijgen over hun data- en (e-)identiteit en wil digitale technologieën inzetten om haar duurzaamheidsdoelen te bereiken.
De belangrijkste Nederlandse beleidslijnen op het thema innovatie richten zich op maatschappelijke thema’s en sleuteltechnologieën die niet alleen belangrijk zijn voor vernieuwing, maar ook voor de toekomstige samenleving en economie. De thema’s die in de afgelopen jaren centraal stonden zijn: Landbouw, water & voedsel; Gezondheid & zorg; Energietransitie & duurzaamheid en Veiligheid.
Onderzoek en innovatie spelen volgens de EC een cruciale rol bij de realisatie van de ‘European Green Deal’: een klimaatneutraal Europa tegen 2050. Het investeringsprogramma voor onderzoek en innovatie in de Europese Unie (EU), ‘Horizon Europe’, is hierop sterk gericht. Minstens 35 procent van het budget is beschikbaar voor klimaatdoelen.
Hoofdstuk 2 ICT en economie
In het vierde kwartaal van 2020 bestond de Nederlandse ICT-sector uit ruim 82 duizend bedrijven. Gezamenlijk hadden ICT-bedrijven een aandeel van 4,3 procent in het totale aantal Nederlandse bedrijven. In 2020 werden er 8.990 bedrijven opgericht in de ICT-sector en 8.160 ICT-bedrijven opgeheven. Ten opzichte van 2019 werden 39 procent meer bedrijven in de ICT-sector opgeheven, tegen 22 procent meer opheffingen in alle sectoren.
De bruto toegevoegde waarde van de ICT-sector groeide in 2019 vergeleken met een jaar eerder sterker dan van de Nederlandse economie als geheel. De groothandel in ICT-apparatuur liet de grootste toename van de toegevoegde waarde zien in 2019. In 2019 investeerde de ICT-sector 1,2 procent minder dan in 2018.
In 2020 waren 474 duizend ICT’ers werkzaam in diverse bedrijfstakken van de Nederlandse economie, bijna 5 procent meer dan een jaar eerder. Van hen had driekwart een vaste arbeidsrelatie met vaste uren. Eind december 2020 bedroeg het aantal openstaande vacatures in de ICT-sector bijna 14 700, ruim 2 duizend minder dan in dezelfde periode in het jaar ervoor.
In 2019 was het volume van de ICT-investeringen 4,3 procent groter dan in 2018. Zowel in computer hardware, software als elektronische netwerken werd meer geïnvesteerd. Gezamenlijk investeerden Nederlandse bedrijven en overheden ruim 176,7 miljard euro in 2019. Van dit bedrag betrof ruim 31,2 miljard euro investeringen in ICT.
In 2019 importeerde Nederland voor bijna 61,9 miljard euro aan ICT-goederen en -diensten. Dat is 1,2 procent meer dan in 2018. Nederland exporteerde voor bijna 31,8 miljard euro aan ICT-goederen en -diensten in 2019 (exclusief wederuitvoer). Dat is ruim 19 procent minder dan een jaar eerder. Naast de export van ICT-goederen en-diensten van Nederlandse makelij, bestaat een veel groter deel van de Nederlandse ICT-export uit wederuitvoer. In 2019 realiseerde Nederland voor bijna 38,3 miljard euro aan ICT-wederuitvoer. Dit komt overeen met 54,6 procent van de totale ICT-export. Het aandeel van wederuitvoer in de totale ICT-export is in de periode 2016–2019 jaar na jaar toegenomen.
Hoofdstuk 3 ICT-gebruik van huishoudens en personen
In 2020 hadden bijna alle Nederlandse huishoudens thuis een internetaansluiting (97 procent). Bijna 9 op de 10 Nederlanders van 12 jaar of ouder was dagelijks of vrijwel dagelijks online. 6 procent gaf aan nog nooit internet te hebben gebruikt.
E-mailen is net als in eerdere jaren de meest voorkomende vorm van online communicatie. Ook directe uitwisseling van tekstberichten wordt vaak gebruikt: 86 procent van de 12-plussers wisselden in 2020 berichten uit via een dienst als WhatsApp. Nederlanders gebruiken het internet steeds vaker om te bellen. Nederland loopt, samen met Cyprus, voorop met bellen via internet in de EU.
Internet is voor velen ook een belangrijke bron van informatie en vermaak. In 2020 zocht 89 procent van de Nederlanders van 16 tot 75 jaar op internet naar informatie over goederen en diensten. Ook naar informatie over gezondheid en leefstijl werd vaak gezocht. Het zijn vooral 25- tot 45?jarigen die online zoeken naar informatie over gezondheid; 82 procent van de personen in deze leeftijdsgroep deed dit in 2020. Online televisiekijken heeft de laatste jaren een hoge vlucht genomen. 65 procent van de Nederlanders van 12 jaar of ouder keek in 2020 televisie via internet.
In 2020 maakte 86 procent van de Nederlandse bevolking van 16 tot 75 jaar minstens één keer per jaar gebruik van overheidswebsites. Een jaar eerder was dat nog 81 procent. De sites werden vooral gebruikt om informatie te zoeken en om officiële documenten te versturen. Bijna een derde van de Nederlanders van 12 jaar of ouder maakte via internet een afspraak met een huisarts of medisch specialist.
In de eerste helft van 2020 kocht 71 procent van de Nederlanders van 12 jaar of ouder, omgerekend ongeveer 10,7 miljoen mensen, iets online. Er werden vooral kleding, schoenen of accessoires gekocht. Van de online producten of diensten werden films of series via een streamingdienst of als download het vaakst gekocht (42 procent). Vooral 25- tot 45?jarigen kopen via internet; in 2020 kocht 86 procent van hen online goederen of diensten. De groei was het grootst bij 65?plussers.
Van de internetgebruikers van 12 jaar of ouder gaf 90 procent aan in 2020 maatregelen te hebben genomen om persoonlijke gegevens op internet te beschermen. Bijna drie kwart voelde zich veilig bij het gebruik van internet. Dit aandeel is toegenomen: in 2019 was dat 68 procent.
Steeds meer mensen bezitten slimme apparaten voor hun huis, en hebben auto’s, huishoudelijke apparaten en wearables die met internet zijn verbonden en online gegevens kunnen verzenden. Bijna drie kwart (72 procent) van de Nederlandse bevolking van 12 jaar of ouder gaf aan in 2020 een slim apparaat en systeem voor thuis te gebruiken. Voor mensen die aangaven thuis geen slimme apparaten of systemen te gebruiken, was de voornaamste reden dat zij er geen behoefte aan hebben (77 procent).
DAB+ is de digitale opvolger van FM. In 2020 had 50 procent van de Nederlanders van 12 jaar of ouder weleens van DAB+ gehoord. 18 procent van de Nederlandse huishoudens was in het bezit van een DAB+-apparaat. Het kan dan gaan om een apparaat in huis, maar ook om een DAB+-radio in de auto. Dit aandeel is bijna drie keer zo groot als in 2015, toen het DAB+-apparaat bezit 6 procent bedroeg.
Hoofdstuk 4 ICT-gebruik bij bedrijven
Praktisch alle bedrijven met 10 of meer werkzame personen gebruiken een hoogwaardige vaste of mobiele internetverbinding zoals glasvezel, kabel, DSL of 3G/4G. Verbindingen met een snelheid van ten minste 30 Mbit per seconde zijn tegenwoordig de standaard bij bedrijven. Nederlandse bedrijven beschikken over snellere internetverbindingen dan gemiddeld in Europa. Ruim 2 op 3 bedrijven verstrekten draagbare apparatuur aan het personeel voor mobiel internet, waarmee via mobiel breedband (zoals 3G of 4G) kon worden geïnternet voor het werk. In 2020 had 84 procent van de Nederlandse bedrijven met 10 of meer werkzame personen een eigen website, die relatief vaak gebruikt werd om goederen of diensten te beschrijven of prijzen te tonen.
In 2020 gebruikte 76 procent van het personeel bij bedrijven met 10 of meer werkzame personen geregeld een computer met internet voor het werk. In Nederland werkt een aanzienlijk groter deel van de werkzame personen met internet dan gemiddeld in de EU.
In 2020 had 36 procent van het personeel van Nederlandse bedrijven met 10 of meer werkzame personen een laptop, tablet of smartphone met mobiel internet van het bedrijf. In 2020 ondersteunde 77 procent van de bedrijven met 10 of meer werkzame personen telewerken. Als een bedrijf telewerken ondersteunt, hebben vaak niet alle medewerkers die mogelijkheid. Het type werk laat dat immers niet altijd toe. Bijna vier op de tien werkzame personen werkten in 2020 regelmatig buiten de bedrijfsvestiging en hadden van daaruit toegang tot het ICT-systeem van het bedrijf. In 2019 had 11 procent van de bedrijven vacatures voor ICT-specialisten. Deze bedrijven hebben personeel aangenomen, of hadden dat willen doen, voor functies waarvoor specifieke ICT-vaardigheden vereist waren. Ruim zeven op de tien bedrijven met ICT-vacatures hadden moeite deze te vervullen.
In 2019 heeft 24 procent van de Nederlandse bedrijven elektronisch verkocht. Vooral bedrijven actief in de toeristische sector kennen een relatief groot aandeel bedrijven dat elektronisch verkoopt. Van de logiesaccommodaties, zoals hotels en campings, verkocht 54 procent via e-commerce in 2019. Van de reisbureaus zelfs 62 procent. Het aandeel bedrijven in Nederland met elektronische verkopen ligt boven het EU-gemiddelde.
Door verdergaande digitalisering wordt steeds meer data geproduceerd en geregistreerd. In 2019 gebruikte 27 procent van de bedrijven big data-analyse. Het kan daarbij gaan om analyses die bedrijven zelf uitvoeren met het eigen personeel, of om analyses die zij uitbesteden aan andere bedrijven. In 2019 gebruikte 12 procent van de bedrijven met 10 of meer werkzame personen Artificial Intelligence-technologieën, zoals spraakherkenning, machine learning en patroon- of gezichtsherkenning.
Cloud-computing, robotica, 3D-printing, en Internet of Things (IoT) zijn vormen van relatief nieuwe ICT-toepassingen die inmiddels hun weg hebben gevonden in het ICT-landschap van bedrijven. In 2020 maakte 53 procent van de bedrijven gebruik van betaalde cloud-diensten. De meest gebruikte vormen van cloud-diensten zijn opslag van bestanden, opslag (hosting) van databases van het bedrijf en e-mail. Robots werden door 6 procent van de bedrijven gebruikt in 2020. Vooral in de industrie en bij researchinstellingen werd relatief vaak een robot ingezet. In 2019 werd door 6 procent van de bedrijven gebruikgemaakt van 3D-printen. Ook hier lopen researchinstellingen voorop. De inzet van apparaten of systemen die via een netwerk aan elkaar verbonden zijn, vaak aangeduid met het voorvoegsel ‘smart’ of ‘slim’ (IoT), werd door 16 procent van de bedrijven toegepast in 2020. Met name bedrijven actief in de energiesector en informatie en communicatie gebruikten dit. Bij grote bedrijven – met meer dan 500 werkzame personen – maakte 37 procent van de bedrijven gebruik van slimme apparaten of systemen, terwijl het aandeel 13 procent bedroeg bij bedrijven met 10 tot 20 werkzame personen.
Hoofdstuk 5 Kennispotentieel
Een groter deel van de jongeren blijft onderwijs volgen als zij niet meer leerplichtig zijn, of pakken hun opleiding na een onderbreking weer op. In het schooljaar 2020/’21 had het vmbo relatief minder leerlingen dan in 2000/’01, terwijl op de havo en het vwo de onderwijsdeelname in deze periode relatief groter werd. De stijging van het aantal studenten in het hoger onderwijs (ho) zet verder door. In het studiejaar 2019/’20 behaalden ruim 67 duizend personen een hbo-bachelordiploma. De richtingen ‘Recht, administratie, handel en zakelijke dienstverlening’, ‘Gezondheidszorg en welzijn’ en ‘Onderwijs’ waren de grootste studierichtingen onder de hbo-bachelors. In het wo studeerden de meeste studenten af in de richting ‘Recht, administratie, handel en zakelijke dienstverlening’ in het studiejaar 2019/’20. Dit geldt voor de bachelors, maar ook voor de masters.
In Nederland is ruim een derde van de 15- tot 75?jarigen in het bezit van een hbo- of wo-diploma. Dit aandeel hoogopgeleiden neemt al jaren gestaag toe. Het aandeel vrouwen en mannen met een hbo- of wo-diploma was in 2020 even groot. Onder jongere generaties zijn er echter meer hoogopgeleide vrouwen dan mannen. Een ‘leven lang ontwikkelen’ wordt steeds belangrijker. In 2020 volgde 19 procent van de Nederlandse bevolking van 25 tot 65 jaar een opleiding of cursus. Personen die actief zijn op de arbeidsmarkt – werkzame en werkloze personen – volgden vaker opleidingen en cursussen dan personen die behoren tot de niet-beroepsbevolking.
In het studiejaar 2018/’19 studeerden 20 duizend Nederlanders in het buitenland. Voor Nederlanders die in het buitenland gaan studeren, was vooral België aantrekkelijk. In dat studiejaar was het aantal buitenlandse studenten in Nederland ruim 5 keer zo groot.
Een groot deel van hen kwam uit Duitsland: bijna 20 procent. Studenten uit het buitenland die in Nederland komen studeren deden dit vooral aan universiteiten. Internationale bachelorstudenten aan de universiteiten volgden in studiejaar 2020/’21 vooral opleidingen in alfa- en gammarichtingen. Internationale wo-masterstudenten volgden veel vaker technische opleidingen, zoals opleidingen in de richtingen ‘Wiskunde, natuurwetenschappen’ en ‘Techniek, industrie en bouwkunde’.
Hoofdstuk 6 Research & Development
In 2019 hebben bedrijven en instellingen ongeveer 17,8 miljard euro uitgegeven aan R&D met eigen en ingeleend personeel. Het bedrijfsleven verrichtte twee derde van alle R&D in Nederland. Instellingen voor hoger onderwijs waren goed voor 28 procent van de totale R&D-uitgaven. Dit zijn de universiteiten, universitaire medische centra en het hoger beroepsonderwijs. Overheidsinstellingen en private non-profitinstellingen verrichtten in 2019 de resterende 6 procent van de Nederlandse R&D. Gezamenlijk werden ruim 160 duizend arbeidsjaren besteed. De R&D-intensiteit in Nederland bedroeg 2,18 procent in 2019.
In dat jaar was 19 procent van alle bedrijven die aan R&D deden een ICT-bedrijf. Gezamenlijk waren deze bedrijven goed voor 17 procent van de R&D-uitgaven en 22 procent van het R&D-personeel in de bedrijvensector. De industrie nam in 2019 de helft van de R&D-uitgaven van de bedrijvensector voor haar rekening.
De bedrijvensector financierde 10,2 miljard euro van alle R&D-uitgaven in Nederland (58 procent). De overheid is de tweede grote financier van R&D. In 2019 werd 29 procent van de R&D gefinancierd door overheid.
Hoofdstuk 7 Innovatie in internationaal perspectief
Bijna 50 procent van de Nederlandse bedrijven met 10 of meer werkzame personen was innovatief in de periode 2016–2018. Nederland staat hiermee op de vijftiende plek op de lijst van 27 EU-landennoot en scoort iets lager dan gemiddeld in de EU. Bij 3,5 procent van de bedrijven in Nederland was de innovatie (nog) niet gerealiseerd of afgebroken.
In Nederland realiseerde 27 procent van de bedrijven een productinnovatie in de periode 2016–2018. In de EU als geheel was dit bijna 30 procent. In 2018 bestond de omzet van de bedrijven in Nederland die productinnovatie hadden gerealiseerd voor ruim 8 procent uit nieuwe of sterk verbeterde producten.
In de periode 2016–2018 had 40 procent van de bedrijven in Nederland een procesinnovatie gerealiseerd. De meeste Nederlandse bedrijven hebben gewerkt aan vernieuwingen in de boekhouding en andere administratieve processen.
Petra Claessen, CEO BTG/TGG: “Het rapport ICT, kennis en economie van het CBS geeft een goed beeld van de ontwikkeling van de Nederlandse kenniseconomie in brede zin. Ook de ICT- en digitale sector komt hierbij aan bod. Het is goed om te zien dat Nederland zijn sterke positie in digitale ontwikkeling vasthoudt. Opvallend is wel dat Nederland wat betreft innovatie iets lager scoort dan het gemiddelde in de EU. Bijna de helt van de Nederlandse bedrijven met meer dan 10 werknemers was innovatief in de periode 2016-2018.”