Digitalisering heeft een ongekende invloed op de manier waarop we werken, communiceren en samenleven. Het biedt kansen voor groei en vooruitgang, maar stelt ons ook voor fundamentele vragen over privacy, ethiek en de rol van de overheid. Kees Verhoeven, voormalig Tweede Kamerlid en tegenwoordig adviseur in digitalisering, is gepokt en gemazeld als het om deze problematiek gaat.
In zijn periode in de Tweede Kamer werd hij met name bekend om zijn inzet voor privacy en een betere digitale overheid. Zo had hij de portefeuille Europa, inlichtingendiensten, ICT, privacy en cyberveiligheid, marktordening en mededinging. Maar op een gegeven moment ging de Haagse dynamiek hem tegenstaan: “Ik ben iemand die graag het land in gaat, in zaaltjes spreekt en direct met mensen in gesprek gaat. Dat deed ik intensief toen ik woordvoerder van D66 was voor de referenda over Oekraïne en de wet op de inlichtingen- en veiligheidsdienst. Dat vond ik erg leuk om te doen.“
Nederland koploper maken
In zijn huidige werk ziet hij dezelfde kans om met publiek en organisaties in gesprek te blijven. “Ik wil graag bijdragen aan een digitale toekomst waarin Nederland niet alleen bijblijft, maar voorop loopt.” Na een succesvolle carrière van elf jaar in de Tweede Kamer voor D66, richt hij zich sinds 2021 dan ook volledig op digitale vraagstukken. Dit als zelfstandig adviseur bij zijn eigen onderneming, Bureau Digitale Zaken. Vanuit zijn kantoor in Amersfoort helpt hij bedrijven, overheden en brancheorganisaties met uitdagingen rondom technologie en digitalisering. Daarnaast is hij een veelgevraagd spreker en auteur. Zijn boek ‘De Democratie Crasht’ schetst een verontrustend beeld van hoe de politiek worstelt met de impact van technologie.
Reguleringsdrift afremmen
Volgens Verhoeven is er in de afgelopen jaren meer politieke aandacht gekomen voor digitalisering, maar de vooruitgang verloopt traag. “Er is in Den Haag en Brussel steeds meer erkenning voor de impact van technologie. Dat zie je terug in rapporten zoals die van Draghi en in de oprichting van de commissie Digitale Zaken”.
Tegelijkertijd maakt hij zich zorgen over de ‘reguleringsdrift’ in de politiek. Vanuit zijn positie ziet hij regulering en innovatie niet als tegenpolen, maar als complementaire krachten die samen richting moeten geven aan de digitale toekomst. Toch waarschuwt hij dat Europa en Nederland op dit moment te veel tijd en middelen besteedt aan regelgeving, terwijl het achterloopt in technologische ontwikkeling en investeringen in innovatie. We moeten oppassen dat we niet te veel scheidsrechter zijn, terwijl de anderen de topvoetballers leveren. Het voelt alsof we 80% van onze tijd besteden aan reguleren en slechts 20% aan innoveren”, zegt hij. “Dat zou minstens 50/50 moeten zijn. We moeten daar een betere balans in vinden.”
Een probleem is ook dat de Nederlandse overheid zelf achterloopt in de toepassing van technologie. Het gebrek aan visie en daadkracht leidt volgens hem tot inefficiëntie en onvoldoende focus op lange termijn doelen. “We willen digitaal meepraten, maar investeren niet genoeg in onze digitale infrastructuur of kennis. Een gevaarlijke strategie in een wereld waarin technologie allesbepalend is.”
Belang van regelgeving
Niet dat regelgeving niet belangrijk is. Europa heeft zich volgens Verhoeven internationaal bewezen als een koploper in technologische regelgeving. De AVG en recente wetgevingen zoals de Digital Services Act en de Digital Markets Act bieden consumenten en bedrijven duidelijkheid en bescherming. Deze wetten hebben een enorme impact, niet alleen binnen Europa maar ook daarbuiten, omdat ze vaak als wereldwijde standaard worden gezien.
“Europa laat zien dat het technologie niet alleen aan de markt overlaat”, stelt Verhoeven. “We hechten waarde aan burgerrechten en proberen technologie in lijn te brengen met onze maatschappelijke normen.”
Toch heeft dit succes ook een keerzijde. Volgens Verhoeven is de hoeveelheid regelgeving inmiddels zo groot dat het bedrijven ontmoedigt en zelfs verlamt. Kleine en middelgrote bedrijven, en met name startups, hebben vaak niet de middelen om aan alle eisen te voldoen, waardoor hun slagkracht wordt beperkt.
“Het is prima dat we regels hebben”, legt hij uit. “Maar het mag geen wirwar worden die innovatie onnodig belemmert. Slimme, efficiënte regelgeving is nodig, niet een overdaad aan overlappende wetten.”
Daarbij slaan we in zijn ogen vaak te veel door als het om privacy gaat. Aan beide fronten, wel te verstaan. “We zitten gevangen in een privacyparadox. Aan de ene kant blokkeren privacyregels, zoals bij het elektronisch patiëntendossier, nuttige innovatie. Aan de andere kant offeren we privacy te gemakkelijk op voor veiligheid of commercieel gewin.” Volgens hem ontbreekt het aan een doordachte en evenwichtige benadering waarbij zowel de rechten van burgers als de kansen van data slim benut worden.
De schaduwzijde van overregulering
Het risico van overregulering is dan ook dat Europa zichzelf op achterstand zet in de mondiale technologische wedloop. Verhoeven wijst op de kapitalistische aanpak in de Verenigde Staten, waar durfkapitaal, grote technologiebedrijven en een sterke ondernemerscultuur innovatie stimuleren. Ook China heeft met zijn centralistische aanpak en massale investeringen in technologie een voorsprong genomen.
Want innovatie beweegt snel, terwijl regelgeving vaak een langdurig proces is. Hierdoor dreigt Europa achterop te raken, niet alleen in technologieontwikkeling maar ook in de toepassing ervan. Dit vraagt volgens Verhoeven om een meer strategische benadering, waarbij regelgeving en innovatie elkaar aanvullen.
Cybersecurity
Op het gebied van cybersecurity bijvoorbeeld komen volgens Verhoeven Nederland en Europa dan ook in een zorgelijke positie. “We staan onder druk in een technologische wapenwedloop met grootmachten als de VS en China”, waarschuwt hij. Volgens hem verliezen we hier snel terrein, het ontbreekt niet alleen aan sterke verdedigingsmechanismen, maar vooral aan offensieve strategieën. “We moeten niet alleen reageren op cyberaanvallen, maar ook proactief onze technologische kennis en infrastructuur versterken.”
Hij introduceerde in zijn boek hiervoor de metafoor van de ‘voordeur’ en ‘achterdeur’ om zijn visie te verduidelijken. “De voordeur is onze marktafhankelijkheid van buitenlandse technologie. De achterdeur gaat over het beschermen van onze digitale infrastructuur tegen aanvallen. Beide deuren moeten goed bewaakt worden, anders lopen we risico’s die onze hele samenleving raken.”
AI; een hele wereld achter twee letters
Kunstmatige intelligentie (AI) is een andere technologie die Nederland voor grote uitdagingen stelt. Verhoeven benadrukt dat AI enorme kansen biedt, maar alleen als de technologie effectief en integer wordt ingezet. “AI heeft het potentieel om veel processen te versnellen en te verbeteren, maar je moet altijd afvragen: wordt iedereen er beter van, of alleen een kleine groep? Ethiek en effectiviteit moeten hand in hand gaan.”
Hij verwijst naar toepassingen zoals gezichtsherkenning en deepfake-technologie als voorbeelden van waar het fout kan gaan. “De politiek loopt vaak achter de feiten aan en richt zich vooral op reguleren. Maar we moeten ook offensief durven denken en zelf AI-toepassingen ontwikkelen. Alleen dan blijven we relevant.”
Volgens Verhoeven zijn AI en quantum computing de drijvende krachten op het terrein van technologische innovatie. “Quantum computing zal bijvoorbeeld de manier waarop we informatie beveiligen volledig veranderen. Dat wordt een revolutie die fundamentele maatschappelijke standaarden gaat herdefiniëren.”
Duurzaamheid
Daarnaast ziet hij mogelijkheden in de combinatie van AI en duurzame energie. Verhoeven: “Technologie en duurzaamheid moeten elkaar versterken. Denk bijvoorbeeld aan datacenters die restwarmte gebruiken om woonwijken te verwarmen. Als we technologie slim koppelen aan energieoplossingen, kunnen we grote stappen zetten richting een autonome en duurzame samenleving.”
Waarbij hij overigens wil aantekenen dat er een verkeerde beeldvorming is rond de duurzaamheid van datacenters. “Ze verbruiken veel energie, maar besparen ook veel energie. Denk aan alle losse services en on prem kantooroplossingen, die gebruiken veel meer energie. Daarbij is de hoeveelheid elektriciteit van datacenters gelijk gebleven, terwijl de hoeveelheid data elke twee, drie jaar verdubbelt. Het zijn dus feitelijk energiebespaarders.
Cultuurverandering
Als Verhoeven het voor het zeggen had, zou hij allereerst zorgen dat er veel meer kapitaal beschikbaar kwam voor start-ups. Niet alleen vanuit de overheid, maar vooral ook private equity. “In Europa hebben we vooral bankair kapitaal. Dat betekent dat investeringen vaak gepaard gaan met strenge voorwaarden. Maar startups hebben behoefte aan durfkapitaal dat ruimte biedt voor groei en experimenten.”
Daarnaast zou hij flink snoeien en bundelen in de bestaande wet- en regelgeving. Hoewel regelgeving en innovatie soms tegenover elkaar lijken te staan, ziet Verhoeven ze toch als twee essentiële onderdelen van hetzelfde geheel. Regulering is nodig om technologie eerlijk en veilig te maken, maar innovatie biedt oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen en creëert economische waarde.
“Het gaat steeds om evenwicht”, legt hij uit. “Je kunt geen sterke digitale economie bouwen zonder regels, maar je kunt ook niet alles reguleren zonder innovatie te verstikken. We moeten leren om soms ruimte te laten voor experimenten en pilots. Zo geven we nieuwe technologieën de kans zich te bewijzen.”
Naast regelgeving en investeringen pleit Verhoeven dus voor een verandering in de manier waarop Europa naar innovatie kijkt. Hij ziet een gebrek aan durf en een te grote angst voor risico’s als belangrijke obstakels. “Innoveren betekent soms falen”, legt hij uit. “Maar falen moet niet worden gezien als een mislukking. Het is een onderdeel van het proces.”
Deze mentaliteitsverandering vraagt om meer dan alleen financiële steun. Het gaat ook om het creëren van een ecosysteem waarin experimenteren wordt aangemoedigd. Dat betekent dat bedrijven en onderzoekers de ruimte moeten krijgen om nieuwe ideeën te testen zonder meteen tegen strenge beperkingen aan te lopen.
Gezamenlijke verantwoordelijkheid
Verhoeven benadrukt dat de verantwoordelijkheid voor een sterke digitale toekomst niet alleen bij beleidsmakers ligt. Bedrijven, investeerders en kennisinstellingen moeten samenwerken om een ecosysteem te creëren waarin innovatie en regelgeving elkaar versterken.
Een van zijn langetermijndoelen is om Nederland tegen 2030 digitale koploper in Europa te maken. “We moeten een eigen technologie-industrie opbouwen en omarmen”, stelt hij resoluut. Volgens hem ligt de sleutel in een betere balans tussen investeren in innovatie en slimme regulering. “Dat brengt ons concurrentiekracht, autonomie en innovatie. Als we achterblijven, verliezen we niet alleen economisch terrein, maar ook onze onafhankelijkheid.”
De rol van de Europese Unie is daarbij cruciaal. “De EU biedt stabiliteit en schaalgrootte die individuele landen niet kunnen evenaren. Maar Europa moet ook meer lef tonen om innovatie te stimuleren en niet alleen maar reguleren.
“We hebben de kennis, het talent en de middelen”, zegt hij. “Het gaat erom hoe we die inzetten. Het idee dat we de slag al verloren hebben, is onzin.” Dat betekent bereidheid om buiten de gebaande paden te denken. Dus niet alleen investeren in technologie en onderzoek, maar ook het stimuleren van samenwerkingen tussen bedrijven, overheden en kennisinstellingen.
De sleutel tot balans
Het debat over regulering en innovatie raakt aan de kern van Europa’s en Nederland’s digitale toekomst. Door beide in balans te brengen, kunnen we in zijn ogen niet alleen onze achterstand inhalen, maar zelfs een leidende rol spelen. “Reguleren en innoveren zijn geen tegenpolen. Ze zijn complementair en moeten elkaar versterken”, concludeert Verhoeven tot slot.
“Met een heldere visie en een gezamenlijke inspanning kan Europa bouwen aan een digitale strategie die niet alleen ambitieus is, maar ook duurzaam en rechtvaardig is. Dat is de sleutel tot een toekomst waarin digitalisering een kracht blijft voor vooruitgang.”
Brancheorganisaties als verbindende factor
In het krachtenveld van publieke en private partijen spelen brancheorganisaties zoals BTG een sleutelrol. “Zij kunnen de technisch-bestuurlijke kloof overbruggen tussen de technisch inhoudelijke wereld en beleidsmakers”, zegt Verhoeven. “Dat is essentieel, want zonder die verbinding blijven kansen onbenut.”
Tijdens zijn tijd in de Tweede Kamer heeft Verhoeven intensief samengewerkt met diverse brancheorganisaties. “Ze gaven mij inzicht in hoe de praktijk werkt, en die kennis is onmisbaar voor goed beleid.”